Op zoek naar het DNA van leefbare buurten
Volgens de overheid is leefbaarheid de mate waarin de omgeving aansluit bij de eisen en wensen die er door de mens aan worden gesteld. Hier zit meteen de crux, want eisen en wensen verschillen. Wat voor de één leefbaar is, is dat voor de ander misschien niet. We reageren vanuit onze eigen perceptie op de openbare ruimte, op architectuur, op een woningindeling, op de mensen die we tegenkomen op straat. Waar de een bakfietsen in de straat als prettig ervaart (want herkenning), ervaart de ander het als bedreigend (want gentrificatie).
Het is om deze reden dat Blauwhoed geen blauwdruk heeft van wat leefbaar is. Bewoners van onze woningen in Park Rozendaal (Leusden, 1970) en Oog in Al (Utrecht, 2016) vinden hun wijk leefbaar, maar dat betekent niet dat we zo’n plan kopiëren en plakken op andere plekken. Voor elk project doen we opnieuw onderzoek naar wat leefbaarheid op die specifieke plek betekent en wat bij kan dragen aan het buurtgevoel. Hiervoor gebruiken we data en doen we actief aan co-creatie.
Zo ook in Hoven II in Capelle aan den IJssel. Hoven II was een verouderde jaren ’60 portieketagebuurt. Het straatbeeld werd gedomineerd door twaalf sociale huurflats met vijf lagen. Er was sprake van sociale problematiek en onveiligheid in de buurt. Capelle aan den IJssel en woningcorporatie Havensteder wilden de wijk laten herontwikkelen naar een eigentijdse buurt met kwaliteit, karakter en vooral grondgebonden woningen. De nieuwe buurt moest een aanvulling worden op de bestaande woonmilieus in Capelle. En hij moest natuurlijk leefbaar zijn: niet alleen voor de mens, maar ook voor de dieren.
In dit artikel gaan we in op hoe we van Hoven II een leefbare, gemengde woonbuurt maakten, genaamd Thuis in Harmonie.
We gebruiken data
Data is altijd onze eerste stap. We doen onderzoek, zowel kwantitatief (o.a. woningvoorraad en demografie) als kwalitatief (o.a. leefstijlen). Daaruit bleek dat in Capelle vooral suburbane hoog- en laagbouw milieus te vinden waren. Rustig stedelijke gebieden zagen we nauwelijks, terwijl die juist wel gewild waren. Ook zagen we dat er sprake was van vergrijzing in de wijken uit de jaren ‘70 en ‘80. Dit noemen we een latente doorstroomvraag: senioren die niet-passend wonen, bijvoorbeeld te groot of met een trap naar slaapverdiepingen. Aan de andere kant waren er juist de jonge, stedelijke Rotterdammers die een stap willen maken naar een grotere woning, eventueel net buiten de stad, mits goed ontsloten met het OV. Door vooraf goed onderzoek te doen naar de locatie en de mensen, kregen we gevoel bij voor wie we Harmonie zouden ontwikkelen en het type leefbaarheid dat bij hen past.
We gaan in gesprek
Direct na het winnen van de tender gingen we met geïnteresseerden en bewoners van Capelle in gesprek over de transformatie van Hoven II. Wat we dachten, bleek te kloppen: de geïnteresseerden waren grotendeels onder te verdelen in (aspirant) gezinnen uit de regio en senioren vanuit Capelle. Met hen praatten we over hun wensen voor de wijk. Wat houdt leefbaarheid voor hen in en zijn er overeenkomsten tussen deze groepen? Al snel werd duidelijk dat velen op zoek waren naar knusheid (menselijke maat), gezamenlijkheid en gezelligheid (ontmoeting). De wijk moest een familiegevoel opwekken. Dat hielpen we creëren door de autoluwe opzet en de groene inrichting, waarbij we veel aandacht besteedden aan de overgangen van privé naar openbaar met veranda’s, voortuintjes en erkers. Natuurlijk waren er ook verschillen tussen deze doelgroepen. Daarom ontwierpen we woningen in diverse prijsklassen (van bebo tot watervilla, appartement tot stadswoning) in een onderscheidende architectuur. Voor senioren maakten we ruimere appartementen met een riante buitenruimte en een inpandige ontmoetingsruimte, om hen te verleiden door te stromen uit hun eengezinswoning. Ook zorgden we voor een flexibele plattegrond, zodat kopers zelf hun ideale woning konden samenstellen. Leefbaarheid is immers voor iedereen anders.
We geven verantwoordelijkheid
Een buurt kan nog zo goed ontworpen zijn, uiteindelijk zijn het de bewoners en gebruikers die een buurt tot een succes maken. Om vooraf bedachte uitgangspunten goed te laten landen in de gebruiksfase, organiseerden we voor oplevering al bijeenkomsten met de toekomstige bewoners. Een belangrijk doel was dat zij elkaar konden leren kennen, zodat er een gevoel van saamhorigheid zou ontstaan. De bijeenkomsten waren daarnaast inhoudelijk: we spraken onder andere over autodelen, over klimaatadaptatie en over diervriendelijke aspecten in de openbare ruimte.
We nemen verantwoordelijkheid
Als ontwikkelaar zijn we ons bewust van onze verantwoordelijkheid. Je sloopt een buurt, een leefomgeving. Een plek waar herinneringen zijn opgebouwd en waar mensen straks niet langer terug kunnen komen om die herinneringen op te halen. We stelden elkaar gedurende de hele herontwikkeling de vraag: creëren we hiermee meerwaarde voor de stad, nu én straks, voor zowel mens als dier?
Flora en fauna spelen daarbij een belangrijke rol. Harmonie moet ook leefbaar zijn voor planten en dieren. De grote waterpartij levert hierin een essentiële bijdrage, evenals de natuurvriendelijke oevers en het vele groen. Ruige beplanting in de wijk zorgt ervoor dat vlinders, bijen en amfibieën ook een thuis vinden in Harmonie.
Verantwoordelijkheid nemen houdt bovendien in dat je (h)erkent wat er al is en wat waarde heeft en wat de oplossing is met de minste milieu-impact. Dat deden we door twee van de twaalf portieketageflats te behouden en te renoveren. De oude stoeptegels uit de wijk gebruikten we als gevelbekleding voor de woningen.
Conclusie
In Harmonie creëerden we leefbaarheid die speciaal afgestemd is op deze plek en voor deze doelgroepen. Door data en co-creatie in te zetten, konden we een plan ontwikkelen dat aansluit op de vraag en een meerwaarde biedt voor de stad en haar bewoners (mens en dier), niet alleen vandaag, maar ook voor toekomstige generaties.